De Woude, eiland vol verhalen

De Woude eiland vol verhalen

Het eerste gaat over de watersnoodramp van 1825

In 1824 blijft het tot laat in de herfst zeer nat met langdurige en ongebruikelijk hoge waterstanden in de Zuiderzee. De eerste dagen van februari 1825 zijn zeer zacht, maar in de avond van de 3e steekt een harde wind op die al snel opzwelt tot een westerstorm met donder en bliksem. De volgende dag blijft een zeer harde noordwesterstorm waaien. Het water wordt opgestuwd tegen de dijken die nog doordrenkt zijn door de natte herfstperiode. Het water stijgt en in de nacht van 4 op 5 februari wordt bij Durgerdam de stenen beer uit de Waterlandse Zeedijk gedrukt. Een stenen beer is een spits toelopende zware muur in de dijk die tijdens de Franse overheersing is aangelegd om een eventuele vijand tegen te houden. Maar deze is slecht onderhouden en gebouwd op te korte palen die de druk van het hoge zuiderzeewater niet kunnen weerstaan. Het water komt met geweld binnen en doet zijn verwoestende werk. De Zaanstreek overstroomt en overal luiden de kerkklokken om de bevolking te waarschuwen. Het blijft stormen met regen, hagel en sneeuw en het water blijft maar stijgen. Op 6 februari is de Wijde Wormer volgelopen en in de Zaan ziet men dood vee drijven. In de dijk van de Enge Wormer ontstaat een gat, ook die polder loopt onder. De overstroming beslaat een gebied dat in het noorden wordt begrensd door de Schermer en de Beemster, in het oosten door Edam en in het westen door Beverwijk.

 

Ook de Westwouderpolder ontkomt niet aan deze ramp. De dijken langs de Westwouderpolder zijn niet in staat het water tegen te houden. Te laag, of zwakke plekken? In ieder geval stroomt het water binnen. In allerijl wordt het vee in pramen naar droge gebieden aan de andere kant van de Markervaart gevaren. De bewoners vluchten naar de overkant of naar de bovenverdieping van hun huizen. Het stormt, er zijn hagel- en onweersbuien. Er is paniek en angst onder de bevolking.

 

 

Het college van schout (burgemeester) en schepenen van Akersloot functioneren in deze periode nog als dijkgraaf en heemraden van de Westwouderpolder. Zodra de storm afneemt vaart burgemeester Schoehuizen naar de Westwouderpolder om persoonlijk te zien hoe groot de ramp op het eiland is. Diep onder de indruk schrijft hij op 8 februari 1825 een brief aan de gouverneur van Noord-Holland. Wat de burgemeester aantreft op het eiland, dat leest u in het boek.

 

Het tweede verhaaltje gaat over onderduikers op het eiland.

Tijdens de 2e Wereldoorlog biedt het eiland onderdak aan Joodse onderduikers en verzetsstrijders. De ouders van George Italiaander zijn ondergedoken bij de familie Los. George is na de oorlog geboren en woont in Israël. Wij nemen contact met hem op en ontvangen een brief die wij in het boek mogen plaatsen. Hierbij een deel van zijn brief.

 

Na de oorlog werd er bij ons thuis niet over die periode gesproken. De oorlog hing als een donkere wolk in huis, maar verder geen woord. Maar ook de onderduikverleners spraken er nooit over. Ik heb pas vragen kunnen stellen aan de moeder van Maartje, toen zij al op hoge leeftijd was. Tot op de dag van vandaag weet ik niet wat Cees en Aagje Los heeft bewogen om dit enorme risico te nemen. Bij ontdekking waren ze zonder meer doodgeschoten. Het antwoord was “het was nou eenmaal zo” alsof het hen ook zelf maar was overkomen.

In ieder geval waren bij Cees en Aagje in de Woude ondergedoken mijn ouders en Joop Schuit en zijn vrouw, die waren familie via de vrouw van mijn oom, die op dat moment in Grootschermer ondergedoken waren. Dirk Los heeft mij verteld dat er meer boeren waren met onderduikers. Op mijn vraag wie wist hij alleen de naam Strijbis. Mijn vader was onhandelbaar en onvoorzichtig. Achter de boerderij van Cees Wezel in het weiland was een schapenhok. Daar moest mijn vader naar toe en Dirk Los bracht hem eten. Ik weet niet hoe lang de onderduikperiode in de Woude heeft geduurd. Mijn moeder kwam later bij de familie Ris in Spijkerboor terecht en mijn vader zwierf, geholpen door het Zaans verzet, door de Zaanstreek. Van mijn oom, die o.a. ondergedoken was in Grootschermer weet ik dat hij, voor zover mogelijk, hielp met het bedrijf van de fam. Kieft. Hij was ingenieur en technisch. Ik weet niet wat de dagelijkse bezigheden van mijn ouders en de andere onderduikers in de Woude waren. Dirk Los had ook geen duidelijk antwoord. Ze waren gewoon aan tafel tijdens het eten. Wat hem helder voor de geest stond was dat er op een gegeven moment 19 onderduikers aan tafel waren, na een razzia in Krommeniedijk.

Na de oorlog was van de familie alleen overgebleven: mijn ouders en 2 ooms. U zult begrijpen dat na de oorlog De Woude en anderen die hulpverleenden de enig overgebleven familie waren in onze beleving. Als kind logeerde ik eindeloos bij het gezin van Cees en Aagje Los. Dat was, met Dirk, Wil, Maartje en Piet mijn familie. Tot op de dag van vandaag. Pas op veel latere leeftijd begreep ik de reden en de diepte van dit contact. Tot hun dood hebben mijn ouders alleen maar mensen uit De Woude vertrouwd. Ieder ander werd buitengesloten. Een geheim nummer, geen naambordje, een postbus e.d.

Tijdens de oorlog was de gemeenschap in de Woude klein. Mijn indruk is dat veel mensen op de hoogte waren maar er niet en nooit meer over spraken. Echter in het fotoboekje over De Woude staat een foto van het bevrijdingsfeest in de Woude. Als je goed naar de foto kijkt zie je een enorme opluchting en ontlading.

Mede door Cees en Aagje Los en anderen woon ik met mijn gezin in Israël en vecht voor het behoud van ons land. De rechtvaardigen in deze wereld, zoals onze helpers in de Woude, zullen we nimmer vergeten en altijd eren.

 

Ook schrijft George nog dat opa Dirk Los de organisator was van het verzet in de Woude. Over een nachtelijk spannend avontuur van een verzetsstrijdster en Gert Los leest u in het boek.

Dus wil je meer lezen bestel het boek door een mail te sturen naar boek@dewoude.net. De kosten bedragen 25 euro exclusief eventuele verzendkosten.