Historie

Historie

Ontstaan van De Woude

Rond 4000 v. Chr. nam de zeespiegelstijging af. In deze periode werd langs de kust veel zand afgezet, waardoor er geleidelijk strandwallen ontstonden. De strandwal ten westen van Uitgeest, Akersloot en Boekel werd rond 2500 v. Chr. gevormd. In deze periode werd de kust in westelijke richting opgebouwd. Rond 1500 v. Chr. vormde het Oer-IJ nog de enige verbinding met de zee.

Achter de strandwallen lagen lagere delen, die door verminderde afvoermogelijkheden steeds natter werden. Door steeds nattere omstandigheden kon basisveen ontstaan. De ontwatering werd gedaan via veenstroompjes in de richting van het Oer-IJ. In een stelsel van veenstroompjes is een knooppunt te zien, ter plaatse van het Alkmaardermeer. De Enge Stierop, ten zuiden van de Westwouderpolder, is een overblijfsel van een dergelijke veenstroom.

Tijdens transgressiefasen fungeerden de veenstromen als toevoermogelijkheden van de zee. De zee zette o.a. langs de Enge Stierop een dunne laag klei af.

 

De eroderende werking van de zee en westenwind zorgden ervoor dat de brede veenstromen in omvang toenamen. Zo ontstond het Alkmaardermeer. Tussen 1150 en 1500 werd een aantal gebieden rond het Alkmaardermeer beschermd tegen de eroderende werking van zee en wind. De Westwouderpolder bleef echter buitendijks.

In de 13e en 14e eeuw werden open waterverbindingen met de zee afgedamd. In de 17e eeuw kon de Schermer drooggemalen worden. Ten behoeve van de Schermer werd omstreeks 1630 de Markervaart gegraven. De nog niet bedijkte Westwouderpolder kwam hierdoor los te liggen van de Oostwouder polder. In de Schermerboezem was inmiddels een hoger peil gerealiseerd waardoor het in de 17e eeuw noodzakelijk werd de polders rondom het Alkmaardermeer te bedijken. Zo ook de Westwouderpolder.

De mensen gingen in het veengebied wonen langs de ontginningsbasis. Dit is meestal in de vorm van een dijk of langs de randen van de veenpolders. Zo liggen ook de kernen De Woude en Stierop aan de rand van de polder langs en op een dijk.

Het ontstaan en de historische ontwikkeling van De Woude wijkt geheel af van die van Akersloot. In de tijd van het ontstaan van Akersloot was het gezag van de landheren, de graven (van Holland) en bisschoppen al zo sterk dat zij zich met de ontginning bemoeiden; zij hadden het z.g. wildernisregaal, een Frankisch koningsrecht, verworven wat betekende dat zij alleen gerechtigd waren de woeste gronden ter ontginning uit te geven. Meestal werd daarbij ook de vorm waarin dat gebeurde voorgeschreven; deze kenmerkte zich door een grote regelmaat.

Daar deze gronden veelal aan groepen kolonisten ter ontginning zijn uitgegeven en door hen in feite zijn gekocht, worden deze ontginningen ‘copen’ genoemd; ingeval van Akersloot is de ontsluiting geschiedt vanaf noordzuid route op het hoogste punt van de strandwal tot aan ondermeer de Akersloterwoude (het huidige De Woude).

De bedijking van De Woude

Door de ontginning werd het veen ontwaterd en zakte door de eigen zwaarte in (inklinking); de verlaging van het maaiveld werd nog versterkt door instroming en oxidatie van het veen. Hierdoor kwam het land lager ten opzichte van het omringende water te liggen en dit maakte het op den duur noodzakelijk de sloten, die oorspronkelijk direct op het open water uitliepen daarvan afgescheiden moesten worden, aangezien de omgekeerde situatie ging ontstaan. Bedijking is daarop het enige antwoord en vanaf de 10e eeuw ontstaan in dit deel van Noord-Holland vele dijken, die soms van invloed zijn op de waterstaatkundige en staatkundige gebiedsindelingen. Door de relatief hoge ligging van De Woude vindt de aanleg van de dijk rond De Woude pas ca. 1650 plaats nadat op 15 januari 1647 hiervoor octrooi was verleend; door de resolutie van de Staten van 14 juni 1651 werd de vergroting van het in te bedijken gebied goedgekeurd. Nieuw was het gegeven dat het onderhoud van de dijken door alle ingezetenen werd gedragen en niet tot de traditionele verhoefslaging van de dijk is besloten.

In 1651 wordt de molen ‘de Woudaap’ in bedrijf gesteld en in 1877 wordt overgeschakeld naar bemaling door middel van een stoomgemaal; het gebouw, waarin de stoommachine en pomp was ondergebracht, is nog steeds in het noorden van De Woude aanwezig en is een potentieel gemeentelijk monument.

Door deze ontwikkeling vindt er over het algemeen een verandering van het gebruik van de grond plaats; na de ontginning van het veen is er in eerste instantie veel akkerbouw op bedreven; door de hogere waterstand als gevolg van de bodemdaling is deze vorm van grondgebruik niet meer mogelijk en gaat men vrijwel overal gedwongen over op veeteelt. Soms keert plaatselijk de akkerbouw nog wel eens terug in de vorm van teelt van hennep, waarvan touw en zeildoek werd gemaakt ten behoeve van de zeilvaart, maar niet bekend is of dit ook bij De Woude het geval is.

De ontsluiting

De wegstructuur is kadastraal niet vastgelegd als afzonderlijk perceel of percelen maar berust juridisch uitsluitend op het recht van overpad over het land van derden. Bij deze unieke situatie kunnen de nodige kanttekeningen worden geplaatst en in de geschiedenis van De Woude is gebleken, voor zover deze is vastgelegd, dat dit gegeven niet geheel zonder problemen is.

In vroegere tijden heeft het transport steeds over het water plaatsgevonden en is de aanwezigheid van een wegontsluiting niet als noodzakelijk ervaren. In de loop van de 19e eeuw en vooral in de 20e eeuw is het vervoer over het water steeds meer vervangen door vervoer over de weg; waaraan ook De Woude niet is ontkomen.

Op de kadastrale kaart van 1832 wordt reeds een weg aangegeven, die de ophaalbrug verbindt met de dijk; voor boeren, waarvan de boerderij niet aan deze weg was gelegen, dienden via het land van andere boeren de pont te bereiken; restanten van deze route zijn nog aanwezig in de vorm van dammen. Aangenomen wordt dat de Zuidlaan een onderdeel van een dergelijke route is geweest. Op de kadastrale kaart van 1872 is deze situatie niet veranderd, wel is de bebouwing enigszins uitgebreid.

Voor het beheer van deze verbinding is een wegcommissie in het leven geroepen, waarvan het jaar van oprichting welliswaar niet bekend is, maar tenminste in de 19e eeuw is geweest; deze wegcommissie heeft niet alleen het beheer van de weg, maar ook van de bruggen en ontvangt daarvoor een subsidie van de gemeente Akersloot. Het voorzitterschap werd regelmatig bekleed door de dijkgraaf.

Op 30 maart 1914 besluit de gemeenteraad de jaarlijkse subsidie van ƒ 60 te verhogen tot ƒ 100; van oudsher worden pogingen in het werk gesteld om het subsidiebedrag meer in overeensteming te brengen met de te maken kosten maar tevergeefs.

Uit de schaarse informatie over deze commissie blijkt dat de financiële positie van de commissie door de jaren heen verre van rooskleurig is geweest; door zelfwerkzaamheid maar ook door voorschotten van de bank en renteloze leningen van enkele inwoners worden het noodzakelijke onderhoud en de verdere uitleg van de weg tot stand gebracht; in 1952 vindt een verdubbeling van het bedrag uit 1914 plaats.

Omdat de bewoners van De Woude van mening zijn dat zij ten opzichte van de overige inwoners van Akersloot in het nadeel zijn, wordt het gemeentebestuur in 1958 verzocht het gehele onderhoud over te nemen. Op dit verzoek is het gemeentebestuur echter niet ingegaan. Het laatste wegvak dat aangelegd is, is dat van de Zuidlaan; geheel in de oude traditie is dit door de toekomstige bewoners van de nrs. 1, 2 en 3 zelf gedaan; na de bouw van Zuidlaan 4 en 5 hebben de bewoners van deze straat afspraken gemaakt ontrent de verdeling van kosten van deze laan en de toegangsweg.

De afgelopen jaren heeft het gemeentebestuur echter wel regelmatig de helpende hand uitgestoken bij het onderhoud en herbestrating van weggedeelten.

De ontginning van De Woude

In tegenstelling tot Akersloot zelf, gelegen op de strandwallen, ligt De Woude in het veen en kent daardoor een geheel andere ontginningswijze; in de hoofdverkaveling is deze nog steeds duidelijk terug te vinden. Is de verkaveling van de eerstgenoemde een strokenverkavelingloodrecht op de as van de strandwal met de bewoning op de kavel, bij De Woude is de oude parcelering met evenwijdige sloten in het noordelijke en westelijke gedeelte van het gebied in oostwestelijke richting aanwezig, gericht op de Schermer. Het zuidelijke gedeelte is gericht op de Stierop; deze vormt samen met die van Uitgeesterwoude een veerverkaveling, die oorspronkelijk mogelijk een stroomrichting naar het oosten kan hebben gehad. Deze verkaveling zou dan uit de tijd stammen, toen er al een verbinding was met de benedenloop van de tegenwoordige Zaan; volgens schatting van J.K. de Cock is zijn proefschrift (1965) zou deze verkaveling al uit de 11e eeuw kunnen dateren.

De Woude maakte deel uit van een woudgordel, waar ook bijvoorbeeld Scharwoude (Schoorlwoud), Wouthuysen, Uitgeesterwoude, Woudvierendeel (Assendelft), Spaarnwoude en Haarlemmerliede toe gerekend werden; deze plaatsen liggen gebruikelijk aan stroompjes, zoals dit ook bij De Woude het geval is. De ontginning van veel woudgronden is uitgegaan van de dorpen, hetgeen ook bij De Woude wordt aangenomen, mogelijk vanaf de 12e eeuw.